Responsive image

Bijlage VI BIJZONDERHEDEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WETGEVINGEN VAN BEPAALDE LID-STATEN

Download de app voor meer functionaliteit.

Bijlage VI BIJZONDERHEDEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WETGEVINGEN VAN BEPAALDE LID-STATEN

(Artikel 89 van de verordening)

A. BELGIË

1. Voor personen, wier recht op verstrekkingen van de ziekteverzekering voortvloeit uit de Belgische regeling van verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit welke op zelfstandigen van toepassing is, geldt titel III, hoofdstuk 1, van deze verordening, met inbegrip van artikel 35, lid 1, onder de volgende voorwaarden:

a) in geval van verblijf op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan België hebben de betrokkenen recht op:

i) wat betreft de gezondheidszorg, verleend in geval van ziekenhuisopname, verstrekkingen waarin de wetgeving van deze Staat voorziet;

ii) wat betreft de andere verstrekkingen, voorzien in de Belgische regeling, vergoeding van de kosten van deze verstrekkingen door het bevoegde Belgische orgaan volgens de tarieven waarin de wetgeving van de bedoelde Staat voorziet;

b) in geval van wonen op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan België, hebben de betrokkenen recht op verstrekkingen waarin de wetgeving van deze Staat voorziet, op voorwaarde dat de aanvullende premie, welke daartoe in de Belgische wetgeving is voorzien, wordt betaald aan het bevoegde Belgische orgaan.

2. Voor de toepassing van de hoofdstukken 7 en 8 van titel III van de verordening door het bevoegde Belgische orgaan, wordt het kind geacht te worden opgevoed op het grondgebied van de Lid-Staat waarop het woont.

3. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening worden als tijdvakken van verzekering welke krachtens de Belgische wettelijke regeling inzake de algemene invaliditeitsverzekering en de verzekering voor zeelieden zijn vervuld, ook beschouwd de tijdvakken van de ouderdomsverzekering welke vóór 1 januari 1945 onder de Belgische wetgeving zijn vervuld.

4. Voor de toepassing van artikel 40, lid 3, onder a), ii), wordt alleen rekening gehouden met de tijdvakken gedurende welke de werknemer of zelfstandige arbeidsongeschikt was in de zin van de Belgische wettelijke regeling.

5. De tijdvakken van ouderdomsverzekering, welke vóór de inwerkingtreding van de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, door zelfstandigen zijn vervuld krachtens de Belgische wetgeving, worden voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening beschouwd als tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de laatstbedoelde wetgeving.

6. Om vast te stellen of is voldaan aan de voorwaarden die de Belgische wetgeving aan de verkrijging van het recht op werkloosheidsuitkeringen verbindt, worden alleen de arbeidsdagen in loondienst in aanmerking genomen; de in de zin van genoemde wetgeving gelijkgestelde dagen worden echter in aanmerking genomen voorzover de daaraan voorafgaande dagen arbeidsdagen in loondienst waren.

7. Voor de toepassing van artikel 72 en artikel 79, lid 1, onder a), van de verordening wordt rekening gehouden met de tijdvakken van arbeid en/of verzekering die krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat zijn vervuld, ingeval het recht op prestaties volgens de Belgische wettelijke regeling afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat gedurende een bepaalde voorafgaande periode is voldaan aan de voorwaarden voor het ingaan van het recht op kinderbijslag in het kader van het stelsel voor werknemers.

8. Voor de toepassing van artikel 14bis, leden 2, 3 en 4, artikel 14quater, onder a), en artikel 14quinquies van Verordening (EEG) nr. 1408/71 wordt voor de berekening van de bedrijfsinkomsten in het referentiejaar die als grondslag voor de vaststelling van de bijdragen krachtens het sociaal statuut van de zelfstandigen dienen, de gemiddelde wisselkoers op jaarbasis van het jaar waarin deze bedrijfsinkomsten werden genoten, aangehouden.

De omrekeningskoers is het jaargemiddelde van de omrekeningskoersen die overeenkomstig artikel 107, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 574/72 worden gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

9. Voor de berekening van het theoretische bedrag van een invaliditeitspensioen, bedoeld in artikel 46, lid 2, van de verordening, baseert het bevoegde Belgische orgaan zich op de inkomsten die zijn ontvangen in het beroep dat de betrokkene laatstelijk heeft uitgeoefend.

10. Een werknemer of zelfstandige die in België verzekerd is geweest ingevolge de Belgische wetgeving nopens de ziekte/invalidteitsverzekering — waarbij de toekenning van het recht op uitkering mede onderworpen is aan de voorwaarde dat op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, de betrokkene verzekerd is — wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, verzekerd te zijn, indien hij wegens hetzelfde risico ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat verzekerd is.

11. Indien de betrokkene op grond van artikel 45 van de verordening recht heeft op een Belgische invaliditeitsuitkering, wordt deze uitkering volgens de regels van artikel 46, lid 2, van de verordening vastgesteld:

a) overeenkomstig het bepaalde in de Wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, indien de betrokkene, bij het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid, wegens hetzelfde risico ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat als werknemer in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening verzekerd was;

b) overeenkomstig het bepaalde in het Koninklijk Besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen, indien de betrokkene bij het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid een zelfstandige was in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening.

12. Het „schadelijk feit” als bedoeld in artikel 1 van de wet van 9 maart 1953 houdende sommige aanpassingen inzake militaire pensioenen en verlening van kosteloze genees- en artsenijkundige verzorging voor de militaire invaliden van vredestijd, valt onder de arbeidsongevallen en beroepsziekten als bedoeld in hoofdstuk 4 van titel III van de verordening.

B. BULGARIJE

Geen.

C. TSJECHIË

Geen.

D. DENEMARKEN

2. Personen die volgens de regels van titel III, hoofdstuk 1, van de verordening bij verblijf of wonen in Denemarken recht hebben op verstrekkingen, genieten dat recht onder dezelfde voorwaarden als die welke in de Deense wetgeving gelden voor personen die op grond van de wet op de openbare gezondheidszorg (lov om offentlig sygesikring) in categorie 1 verzekerd zijn. Personen die zich in Denemarken vestigen en in de Deense ziekteverzekering worden opgenomen, kunnen echter onder dezelfde voorwaarden als Deense verzekerden kiezen voor verzekering in categorie 2.

3.

a) De bepalingen van de Deense wetgeving betreffende sociale pensioenen die het recht op pensioen afhankelijk stellen van een vaste woonplaats van de aanvrager in Denemarken zijn niet van toepassing op werknemers, zelfstandigen of hun nagelaten betrekkingen die op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Denemarken wonen.

b) Voor de berekening van het pensioen worden tijdvakken van werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst die in Denemarken door een grensarbeider os seizoenarbeider zijn vervuld, aangemerkt als tijdvakken van wonen die in Denemarken door de overlevende echtgeno(o)t(e) zijn vervuld voorzover deze tijdens deze tijdvakken met de grensarbeider of seizoenarbeider was gehuwd, zonder scheiding van tafel en bed of zonder feitelijke scheiding op grond van onverenigbaarheid en mits de echtgeno(o)t(e) gedurende deze tijdvakken op het grondgebied van een andere Lid-Staat woonde.

c) Voor de berekening van het pensioen worden tijdvakken van werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst die vóór 1 januari 1984 in Denemarken zijn vervuld door een werknemer of zelfstandige die geen grensarbeider of seizoenarbeider is, aangemerkt als door de overlevende echtgeno(o)t(e) in Denemarken vervulde tijdvakken van wonen, voorzover deze tijdens deze tijdvakken met de werknemer of zelfstandige was gehuwd, zonder scheiding van tafel en bed of zonder feitelijke scheiding op grond van onverenigbaarheid en mits de echtgeno(o)t(e) gedurende deze tijdvakken op het grondgebied van een andere Lid-Staat woonde.

d) De tijdvakken die op grond van het gestelde onder b) en c) mede in aanmerking dienen te worden genomen, worden echter buiten beschouwing gelaten indien zij samenlopen met tijdvakken die in aanmerking zijn genomen voor de berekening van het pensioen dat aan de betrokkene verschuldigd is krachtens de wetgeving betreffende verplichte verzekering van een andere Lid-Staat of met tijdvakken gedurende welke de betrokkene een pensioen krachtens een dergelijke wetgeving ontving.

Deze tijdvakken worden echter in aanmerking genomen wanneer het jaarlijks bedrag van bedoeld pensioen lager is dan de helft van het basisbedrag van het sociaal pensioen.

4. De bepalingen van de verordening doen geen afbreuk aan de overgangsbepalingen van de Deense wetten van 7 juni 1972 betreffende het pensioenrecht van Deense onderdanen die gedurende een zekere tijd onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van de aanvraag daadwerkelijk in Denemarken hebben gewoond. Het pensioen wordt evenwel, onder dezelfde voorwaarden als aan Deense onderdanen, toegekend aan onderdanen van de andere Lid-Staten, die gedurende het jaar onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van de aanvraag daadwerkelijk in Denemarken hebben gewoond.

5.

a) De tijdvakken waarin een grensarbeider, die woont op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Denemarken, zijn beroepswerkzaamheden op Deens grondgebied heeft uitgeoefend, moeten voor de Deense wetgeving worden beschouwd als tijdvakken van wonen. Dit geldt ook voor de tijdvakken waarin een grensarbeider in een andere Lid-Staat dan Denemarken is gedetacheerd of diensten verricht.

b) De tijdvakken waarin een seizoenarbeider, die woont op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Denemarken, op Deens grondgebied heeft gewerkt, moeten voor de Deense wetgeving worden beschouwd als tijdvakken van wonen. Dit geldt ook voor de tijdvakken waarin een seizoenarbeider op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Denemarken is gedetacheerd.

6. Om vast te stellen of is voldaan aan de voorwaarden voor het recht op dagvergoedingen wegens ziekte en moederschap als bedoeld in de Wet betreffende de dagvergoedingen wegens ziekte en moederschap, wanneer de betrokkene niet gedurende de gehele in genoemde wet vastgestelde referentieperiode onderworpen is geweest aan de Deense wetgeving.

a) wordt rekening gehouden met de tijdvakken van verzekering of van arbeid welke de betrokkene gedurende bedoelde referentieperioden waarin hij niet onderworpen was aan de Deense wetgeving, heeft vervuld onder de wetgeving van een andere Lid-Staat dan Denemarken, alsof het tijdvakken betrof die onder de Deense wetgeving zijn vervuld.

7. Artikel 46bis, lid 3, onder d), en artikel 46quater, leden 1 en 3, van de verordening en artikel 7, lid 1, van de toepassingsverordening zijn niet van toepassing op pensioenen, vastgesteld in het kader van de Deense wetgeving.

8. Voor de toepassing van artikel 67 van de verordening worden de werkloosheidsuitkeringen voor in Denemarken verzekerde zelfstandigen berekend volgens de Deense wettelijke regeling.

9. Indien degene die een eventueel vervroegd Deens ouderdomspensioen ontvangt eveneens recht heeft op een nabestaandenpensioen van een andere Lid-Staat, worden deze pensioenen voor de toepassing van de Deense wetgeving aangemerkt als uitkeringen van dezelfde aard in de zin van artikel 46, lid 1, van de verordening, op voorwaarde echter dat de betrokkene waarvan de tijdvakken van verzekering of van wonen als grondslag dienen voor de berekening van het nabestaandenpensioen, tijdvakken van wonen in Denemarken heeft vervuld.

10. De bevoegde autoriteiten kunnen een persoon die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren valt, die in Denemarken woont en

a) op wie de afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk 1 van titel III niet van toepassing zijn en

b) die geen recht heeft op een Deens pensioen,

aanspreken voor de kosten van de in Denemarken verleende verstrekkingen, voorzover deze verstrekkingen gedekt zijn door het betrokken bijzondere stelsel en/of het aanvullende stelsel van persoonlijke verzekering. Dit geldt tevens voor de echtgenoot en de kinderen jonger dan 18 van deze persoon.

11. De overbruggingsuitkering voor werklozen die deelnemen aan de „flexjob”-regeling (ledighedsydelse) (overeenkomstig de wet betreffende actief sociaal beleid) valt onder de bepalingen van titel III, hoofdstuk 6 (werkloosheidsuitkeringen). Wat betreft werklozen die zich naar een andere lidstaat begeven, zijn de bepalingen van de artikelen 69 en 71 van de verordening van toepassing wanneer de betrokken lidstaat vergelijkbare regelingen voor dezelfde categorie personen kent.

E. DUITSLAND

1. Artikel 10 van de verordening laat onverlet de bepalingen krachtens welke de buiten het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland voorgekomen ongevallen (en beroepsziekten) die, alsmede de buiten dit grondgebied vervulde tijdvakken van verzekering, niet, of slechts onder bepaalde voorwaarden, aanleiding geven tot betaling van prestaties wanneer de rechthebbenden buiten het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland wonen.

2.

a) Het vaste toerekeningstijdvak (pauschale Anrechnungszeit) wordt uitsluitend vastgesteld op basis van de tijdvakken van Duitse verzekering.

b) Voor het in aanmerking nemen van de Duitse pensioentijdvakken voor de pensioenverzekering voor mijnwerkers is alleen de Duitse wetgeving van toepassing.

c) Voor het in aanmerking nemen van de Duitse vervangende tijdvakken (Ersatzzeiten) is alleen de Duitse wetgeving van toepassing.

4. Artikel 7 van boek VI van het sociaal wetboek is van toepassing op de onderdanen van andere Lid-Staten alsmede op staatlozen en vluchtelingen die op het grondgebied van andere Lid-Staten wonen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

Indien is voldaan aan de algemene voorwaarden kunnen vrijwillige bijdragen in het Duitse pensioenfonds worden gestort:

a) wanneer de belanghebbende zijn domicilie of zijn woonplaats heeft op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland;

b) wanneer de belanghebbende zijn domicilie of zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een andere Lid-Staat en hij vroeger op enigerlei tijdstip verplicht of vrijwillig aangesloten is geweest bij de Duitse pensioenverzekering;

c) wanneer de belanghebbende, onderdaan van een andere Lid-Staat, zijn domicilie of zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een derde Staat, hij gedurende ten minste zeztig maanden premies of bijdragen heeft betaald aan de Duitse pensioenverzekering of kon worden toegelaten tot de vrijwillige verzekering krachtens de voorheen geldende overgangsbepalingen en hij niet verplicht of vrijwillig verzekerd is krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat.

5. . . . . . .

6. . . . . . .

7. . . . . . .

8. . . . . . .

9. Wanneer de kosten voor verstrekkingen die Duitse organen van de woonplaats verlenen aan pensioentrekkers of hun gezinsleden die bij bevoegde organen van andere Lid-Staten verzekerd zijn, op grond van maandelijkse forfaitaire bedragen moeten worden verrekend, gelden deze kosten voor de financiële verevening tussen de organen van de Duitse ziekteverzekering voor pensioentrekkers als kosten voor verstrekkingen van de Duitse ziekteverzekering voor pensioentrekkers. De forfaitaire bedragen die door de bevoegde organen van andere Lid-Staten aan de Duitse organen van de woonplaats worden vergoed, gelden als inkomsten waarmede bij genoemde financiële verevening rekening moet worden gehouden.

10. Met betrekking tot zelfstandigen wordt het recht op werkloosheidssteun (Arbeitslosenhilfe) afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene, alvorens zijn werkloosheid aan te melden, als hoofdwerkzaamheden werkzaamheden anders dan in loondienst heeft uitgeoefend gedurende ten minste één jaar op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland en deze niet slechts tijdelijk heeft beëindigd.

12. De tijdvakken van verplichte verzekering vervuld krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat, hetzij ingevolge een bijzonder stelsel voor ambachtslieden of, bij gebreke daarvan, ingevolge een bijzonder stelsel voor zelfstandigen of ingevolge het algemeen stelsel, worden in aanmerking genomen voor de vervulling van de 18 jaar verplichte verzekering welke zijn vereist voor de ontheffing van de verplichte aansluiting bij de pensioenverzekering van zelfstandige ambachtslieden.

13. Voor de toepassing van de Duitse wettelijke regeling betreffende de verplichte aansluiting van gepensioneerden bij het ziekteverzekeringsstelsel als bepaald in artikel 5, lid 1, punt 11, van boek V van het Sociaal Wetboek (Fünftes Buch Sozialgesetzbuch — SGB V) en artikel 56 van de Wet op de hervorming van de ziekteverzekering (Gesundheitsreformgesetz), worden tijdvakken van verzekering of van wonen, die krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat zijn vervuld en gedurende welke de betrokkene aanspraak kon maken op verstrekkingen bij ziekte, voorzover nodig als krachtens de Duitse wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking genomen, voorzover zij niet samenvallen met krachtens die wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering.

14. Voor de toekenning van uitkeringen bedoeld in artikel 47, lid 1, van boek V van het Sociaal Wetboek (SGB V), artikel 200, lid 2, en artikel 561, lid 1, van de Duitse Wet op de sociale verzekering (Reichsversicherungsordnung — RVO), aan verzekerden die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, wordt het nettoloon, dat als basis voor de berekening van de uitkering geldt, door de Duitse verzekeringsorganen vastgesteld alsof deze verzekerden in de Bondsrepubliek Duitsland woonden.

15. Griekse leerkrachten die het statuut van ambtenaar bezitten en die op grond van het feit dat zij in Duitse scholen onderwijs hebben gegeven, premies hebben betaald aan de Duitse verplichte pensioenverzekering alsmede aan het Griekse bijzondere stelsel voor ambtenaren en die na 31 december 1978 niet meer door de Duitse verplichte verzekering waren gedekt, kunnen op aanvraag een terugbetaling ontvangen van deze verplichte premies overeenkomstig artikel 210 van boek VI van het wetboek. Verzoeken om terugbetaling moeten worden ingediend binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze bepaling. De betrokkene kan ook zijn recht laten gelden binnen zes kalendermaanden na de datum waarop hij niet meer aan de verplichte verzekering onderworpen was.

Artikel 210, lid 6, van boek VI van het sociaal wetboek is enkel van toepassing ten aanzien van tijdvakken waarover verplichte premies voor de Duitse pensioenverzekering zijn betaald, naast de premies die aan het Griekse bijzondere stelsel voor ambtenaren zijn betaald, en met betrekking tot de gelijkgestelde tijdvakken die onmiddellijk volgen op tijdvakken waarover dergelijke verplichte premies zijn betaald.

16. . . . . . .

18. De rechthebbende op een pensioen of rente krachtens de Duitse wettelijke regeling en op een pensioen of rente krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat, wordt voor de toepassing van artikel 27 van de verordening geacht recht te hebben op verstrekkingen wegens ziekte of moederschap, indien hij krachtens artikel 8, lid 1, punt 4, van boek V van het Sociaal Wetboek (SGB V) is vrijgesteld van deelname aan de verplichte ziekteverzekering (Krankenversicherung).

19. Een tijdvak van verzekering voor de opvoeding van kinderen overeenkomstig de Duitse wettelijke regeling is geldig, zelfs voor het tijdvak waarin de betrokken werknemer het desbetreffende kind in een andere Lid-Staat heeft opgevoed, voorzover deze werknemer zijn arbeid niet kan verrichten als gevolg van artikel 6, lid 1, van het Mutterschutzgesetz of ouderschapsverlof neemt overeenkomstig artikel 15 van het Bundeserziehungsgeldgesetz, en hij geen onbeduidend (geringfügig) werk in de zin van artikel 8 van boek IV van het Sociaal Wetboek (SGB IV) heeft verricht.

20. In gevallen waarin de bepalingen van de Duitse pensioenwet van 31 december 1991 van toepassing zijn, zijn de bepalingen van bijlage VI eveneens van toepassing in hun versie van 31 december 1991.

21.

a) De afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk 1 van titel III zijn, voorzover zij betrekking hebben op verstrekkingen, niet van toepassing op personen die recht hebben op verstrekkingen in een stelsel voor ambtenaren of met hen gelijkgestelden die niet verzekerd zijn in het verplichte ziekteverzekeringsstelsel.

b) Ingeval echter iemand die onder een stelsel voor ambtenaren valt in een lidstaat verblijft waar krachtens de wettelijke regeling

— het recht op verstrekkingen niet onderworpen is aan voorwaarden van verzekering of van arbeid, en

— geen pensioen behoeft te worden uitgekeerd,

wordt hij door zijn ziekenfonds geadviseerd de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verblijf mee te delen dat hij geen gebruik wenst te maken van enig recht op verstrekkingen krachtens de wettelijke regeling van deze lidstaat. In voorkomend geval mag daarbij worden verwezen naar artikel 17bis van de verordening.

22. Onverminderd punt 21 wordt met betrekking tot verstrekkingen artikel 27 van de verordening geacht van toepassing te zijn op personen die recht hebben op zowel een pensioen krachtens het Beamtenversorgungsrecht als een pensioen krachtens de wetgeving van een andere lidstaat.

23. Hoofdstuk 4 is niet van toepassing op personen die recht hebben op verstrekkingen uit hoofde van een ongevallenverzekering voor ambtenaren en met hen gelijkgestelden.

24. Voor de berekening van het in artikel 46, lid 2, onder 3, van de verordening genoemde theoretische bedrag, in de pensioenregelingen voor de vrije beroepen, neemt het bevoegde orgaan voor ieder verzekeringsjaar dat vervuld werd volgens de wettelijke regeling van een andere lidstaat, als grondslag de gemiddelde jaarlijkse pensioenaanspraken die de betrokkene door premie- of bijdragebetaling heeft opgebouwd tijdens de periode dat hij bij het bevoegde orgaan was aangesloten.

25. Artikel 79bis van de verordening is van overeenkomstige toepassing op de berekening van wezenpensioenen en pensioen of -aanvullingen voor kinderen, die door de pensioenregelingen voor de vrije beroepen worden uitgekeerd.

F. ESTLAND

Voor de berekening van de ouderschapsuitkering wordt wat betreft de tijdvakken van arbeid in andere lidstaten dan Estland uitgegaan van hetzelfde gemiddelde bedrag aan sociale belasting als werd betaald tijdens de daarmee samengetelde tijdvakken van arbeid in Estland. Indien de betrokkene tijdens het referentiejaar uitsluitend in andere lidstaten heeft gewerkt, wordt voor de berekening van de uitkering uitgegaan van het gemiddelde bedrag aan sociale belasting dat in Estland werd betaald tussen het referentiejaar en het jaar van het moederschapsverlof.

G. GRIEKENLAND

1. . . . . . .

2. Wet nr. 1469/84 betreffende vrijwillige aansluiting bij het pensioensverzekeringsstelsel voor Griekse onderdanen en vreemdelingen van Griekse herkomst is overeenkomstig het bepaalde in de tweede alinea van toepassing op onderdanen van andere Lid-Staten, staatlozen en vluchtelingen die op het grondgebied van een Lid-Staat wonen.

Voorzover aan de andere voorwaarden van genoemde wet is voldaan, kunnen premies worden betaald:

a) wanneer de betrokkene zijn domicilie heeft of woont op het grondgebied van een Lid-Staat en in het verleden bovendien verplicht aangesloten is geweest bij het Griekse pensioensverzekeringsstelsel; of

b) ongeacht de plaats van domicilie of woonplaats wanneer de betrokkene in het verleden ofwel met of zonder onderbreking gedurende tien jaar in Griekenland heeft gewoond ofwel gedurende een periode van 1 500 dagen verplicht of vrijwillig bij het Griekse stelsel aangesloten is geweest.

3. In afwijking van de bepalingen ter zake van de door het OGA toegepaste wettelijke regeling worden tijdvakken van pensioenuitkeringen wegens arbeidsongevallen of beroepsziekten ingevolge de wettelijke regeling van een Lid-Staat, die voorziet in een bijzondere tak van verzekering voor deze risico's, voorzover zij samenvallen met in Griekenland vervulde tijdvakken van werkzaamheden in de landbouw, aangemerkt als tijdvakken van verzekering ingevolge de door het OGA toegepaste wettelijke regeling, in overeenstemming met de definitie in artikel 1, onder r), van de verordening.

4. In het kader van de Griekse wetgeving is toepassing van artikel 49, lid 2, van de verordening afhankelijk van de voorwaarde dat de nieuwe berekening als bedoeld in genoemd artikel de betrokkene niet benadeelt.

5. Wanneer de regels van de Griekse aanvullende pensioenfondsen („επικουρικά ταμεία”) de mogelijkheid bieden om de bij de Griekse hoofdverzekeringsorganen („κύριας ασφάλισης”) vervulde tijdvakken van verplichte ouderdomsverzekering te erkennen, worden deze regels ook toegepast en aanzien van de tijdvakken van verplichte ouderdomsverzekering die vervuld zijn uit hoofde van de wettelijke regeling die in een andere Lid-Staat van toepassing is en die valt onder die materiële werkingssfeer van de verordening.

6. Werknemers die tot 31 december 1992 onderworpen waren aan een verplichte verzekering van een andere Lid-Staat en die voor de eerste maal na 1 januari 1993 onder de Griekse verplichte verzekering (hoofdverzekering) vielen, worden als „oude verzekerden” beschouwd in de zin van de bepalingen van wet nr. 2084/92.

7. Openbare ambtenaren, in actieve dienst of gepensioneerd, daarmee gelijkgesteld personeel, alsmede hun gezinsleden die onder een speciaal stelsel inzake medische verzorging vallen, hebben recht op de verstrekkingen bij ziekte of moederschap wanneer deze dringend noodzakelijk zijn tijdens een verblijf op het grondgebied van een andere lidstaat of wanneer zij zich met de voorafgaande toestemming van het Griekse bevoegde orgaan naar het grondgebied van die andere lidstaat begeven om daar een voor hun gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan, overeenkomstig de modaliteiten van artikel 2, lid 1, onder a) en c), en lid 3, en artikel 31, onder a), van de verordening, onder dezelfde voorwaarden als werknemers en zelfstandigen die door het Griekse algemeen stelsel van sociale zekerheid zijn gedekt (wettelijke stelsels).

8. Artikel 22ter is van overeenkomstige toepassing op alle ambtenaren, daarmee gelijkgesteld personeel, alsmede hun gezinsleden, die door een speciale Griekse ziektenkostenregeling zijn gedekt.

7. Wat betreft uiterlijk op 31 december 1982 aangeworven ambtenaren of met hen gelijkgestelden, zijn de hoofdstukken 2 en 3 van titel III van overeenkomstige toepassing indien de betrokkenen in een andere lidstaat tijdvakken van verzekering hebben vervuld in het kader van ofwel een bijzonder pensioenstelsel voor ambtenaren of met hen gelijkgestelden, ofwel een algemeen stelsel, mits zij overeenkomstig de Griekse wetgeving werkzaam zijn geweest als ambtenaar of met hen gelijkgestelden.

8. Indien geen pensioenrechten zijn verworven in een bijzonder stelsel voor ambtenaren of met hen gelijkgestelden, doet de toepassing van artikel 43bis, lid 2, en artikel 51bis, lid 2, geen afbreuk aan de toepassing van de Griekse wetgeving (wetboek voor burgerlijke en militaire pensioenen) betreffende de overdracht van verzekeringstijdvakken van een bijzonder stelsel voor ambtenaren naar het algemeen stelsel voor werknemers via de betaling van de vereiste bijdrage.

H. SPANJE

1. De in artikel 1, onder a), iv), van de verordening gestelde voorwaarde dat men al dan niet in loondienst werkzaam moet zijn geweest, of tevoren in het kader van een voor werknemers of zelfstandigen ingesteld stelsel van dezelfde lidstaat verplicht verzekerd moet zijn geweest tegen dezelfde gebeurtenis, kan niet worden tegengeworpen aan personen die overeenkomstig het bepaalde in het Koninklijk Decreet 317/1985 van 6 februari 1985 vrijwillig zijn aangesloten bij het algemeen stelsel van sociale zekerheid in hun hoedanigheid van ambtenaar of werknemer bij een internationale intergouvernementele organisatie.

2. De uitkeringen als bedoeld in het Koninklijk Decreet 2805/79 van 7 december 1979 betreffende de vrijwillige aansluiting bij het algemeen stelsel van sociale zekerheid gelden, door toepassing van het beginsel van gelijke behandeling, eveneens voor de onderdanen van andere lidstaten, vluchtelingen en statenlozen, op het communautair grondgebied woonachtig, die, doordat zij toetreden tot internationale organisaties, niet langer verplicht aangesloten zijn bij het Spaanse stelsel voor sociale zekerheid.

3.

a) In alle Spaanse stelsels van sociale zekerheid, met uitzondering van het stelsel voor ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht wordt een werknemer of zelfstandige die verzekerd is geweest ingevolge de Spaanse wetgeving, met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, ingevolge deze wet verzekerd te zijn, indien hij op bedoeld tijdstip ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd is, of, indien zulks niet het geval is, een uitkering krachtens de wetgeving van een andere lidstaat voor hetzelfde risico verschuldigd is. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval.

b) Voor de toepassing van hoofdstuk 3 van titel III van de verordening worden de jaren die de werknemer tekort komt om te voldoen aan de eisen inzake de al dan niet verplichte pensioengerechtigde leeftijd, vastgelegd in artikel 31, punt 4, van de geconsolideerde tekst van de wet inzake staatspensioengerechtigden, als dienstjaren alleen meegerekend wanneer op het tijdstip waarop het risico dat recht geeft op een invaliditeits- of overlevingspensioen zich voordeed, de begunstigde onder het Spaanse bijzondere stelsel voor ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht viel of werkzaamheden uitoefende waarop dat stelsel eveneens van toepassing was.

4.

a) Op grond van artikel 47 van de verordening geschiedt de berekening van de Spaanse theoretische uitkering op basis van de werkelijke premies of bijdragen van de verzekerde gedurende de jaren onmiddellijk voorafgaande aan de betaling van de laatste premie of bijdrage aan de Spaanse sociale zekerheid.

b) het bedrag van het pensioen wordt verhoogd met het bedrag van de verhogingen en de aanpassingen die voor alle volgende jaren tot het jaar vóór het bereiken van de pensioenleeftijd voor gelijksoortige pensioenen berekend werden

5. In andere lidstaten vervulde tijdvakken die moeten worden meegerekend voor het bijzondere stelsel van ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht, worden voor de toepassing van artikel 47 van de verordening op dezelfde wijze behandeld als de in de tijd dichtstbijgelegen tijdvakken die als ambtenaar in Spanje zijn doorgebracht.

6. In het bijzondere stelsel voor ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht verwijst de uitdrukking „acto de servicio” naar ongevallen op het werk en beroepsziekten in de zin van en voor de toepassing van hoofdstuk 4 van titel III van de verordening.

7.

a) De afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk 1 van titel III zijn, voorzover zij betrekking hebben op verstrekkingen, niet van toepassing op begunstigden van het bijzondere stelsel voor ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht, die onder het Spaanse „Mutualismo administrativo” vallen.

b) Ingeval echter iemand die onder een van deze stelsels valt, in een lidstaat woont waar krachtens de wettelijke regelingwordt hij door zijn ziekenfonds geadviseerd de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van zijn woonplaats mee te delen dat hij geen gebruik wenst te maken van enig recht op verstrekkingen krachtens de wettelijke regeling van deze lidstaat. In voorkomend geval mag daarbij worden verwezen naar artikel 17bis van de verordening.

— het recht op verstrekkingen niet onderworpen is aan voorwaarden van verzekering of van arbeid, en

— geen pensioen behoeft te worden uitgekeerd,

8. Onverminderd punt 7 wordt met betrekking tot verstrekkingen artikel 27 van de verordening geacht van toepassing te zijn op personen die recht hebben op zowel een pensioen in het bijzondere stelsel voor ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht, als op een pensioen krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat.

9. Het Spaanse bijzondere stelsel voor studenten („Seguro Escolar”) is, wat de erkenning van het recht op uitkering betreft, niet gebaseerd op de vervulling van tijdvakken van verzekering, arbeid en wonen zoals omschreven in artikel 1, onder r), s), en s bis), van de verordening. De Spaanse instellingen kunnen de betrokken getuigschriften voor het samentellen van tijdvakken dus niet afgeven.

Een en ander neemt niet weg dat het Spaanse bijzondere stelsel voor studenten onder dezelfde voorwaarden als voor studenten van Spaanse nationaliteit van toepassing is op onderdanen van andere lidstaten die in Spanje studeren.

I. FRANKRIJK

1.

a) De uitkering voor bejaarde werknemers alsmede de uitkering voor bejaarde zelfstandigen en de ouderdomsuitkering in de landbouw worden overeenkomstig de in de Franse wetgeving voor Franse werknemers gestelde voorwaarden, toegekend aan alle werknemers of zelfstandigen, die onderdaan zijn van de andere Lid-Staten en die, op het tijdstip waarop zij hun aanvraag indienen, op Frans grondgebied wonen.

b) Dit geldt eveneens voor vluchtelingen en staatlozen.

c) De bepalingen van de verordening laten onverlet de bepalingen van de Franse wetgeving krachtens welke voor het recht op de uitkering voor bejaarde werknemers alsmede voor de uitkering aan bejaarde zelfstandigen uitsluitend rekening wordt gehouden met de tijdvakken van arbeid in loondienst of daarmede gelijkgestelde arbeid of, al naar het geval, de tijdvakken van arbeid anders dan in loondienst, welke op het in Europa gelegen grondgebied of in de overzeese departementen (Guadeloupe, Guyana, Martinique en Réunion) van de Franse Republiek zijn vervuld.

2. De bijzondere uitkering en de voor cumulatie vatbare uitkering waarin bij de bijzondere wetgeving inzake de sociale zekerheid in de mijnen is voorzien worden alleen verleend aan de werknemers die in de Franse mijnen werken.

3. De Wet nr. 65-555 van 10 juli 1965 waarbij aan de Fransen die in het buitenland een beroep uitoefenen of uitgeoefend hebben, de bevoegdheid wordt verleend tot de vrijwillige ouderdomsverzekering toe te treden, wordt op de volgende voorwaarden op de onderdanen van de andere Lid-Staten toegepast:

— de uitoefening van de beroepswerkzaamheden op grond waarvan toetreding tot de Franse vrijwillige verzekering mogelijk is mag niet op Frans grondgebied of op het grondgebied van de Lid-Staat waarvan de werknemer of zelfstandige onderdaan is, plaatshebben of plaatsgehad hebben;

— de werknemer of zelfstandige moet op het tijdstip waarop hij verzoekt van de bij de wet toegekende bevoegdheid gebruik te mogen maken, aantonen dat hij of wel gedurende ten minste tien jaren, al dan niet onafgebroken, in Frankrijk heeft gewoond, of wel gedurende hetzelfde tijdvak verplicht of vrijwillig voortgezet aan de Franse wettelijke regeling onderworpen is geweest.

Deze voorwaarden gelden ook wanneer op onderdanen van andere lidstaten de bepalingen worden toegepast waardoor een Franse werknemer die zijn beroep buiten Frankrijk uitoefent, zich vrijwillig hetzij rechtstreeks, hetzij via zijn werkgever, bij een Frans aanvullend pensioenstelsel voor werknemers kan aansluiten.

4. Degene die op grond van artikel 14, lid 1, of van artikel 14bis, lid 1, van de verordening onderworpen is aan de Franse wettelijke regeling heeft voor de gezinsleden die hem op het grondgebied van de Lid-Staat waar hij beroepswerkzaamheden verricht vergezellen, recht op de volgende gezinsbijslagen:

a) de uitkering voor jeugdige kinderen tot de leeftijd van drie maanden;

b) de gezinsbijslagen toegekend krachtens artikel 73 van de verordening.

5. Het bevoegd orgaan houdt voor de berekening van het in artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening bedoelde theoretisch bedrag in de basis- en aanvullende stelsels waarin de ouderdomspensioenen berekend worden op basis van pensioenpunten, voor ieder verzekeringsjaar dat vervuld werd volgens de wettelijke regeling van een andere lidstaat, rekening met een aantal pensioenpunten dat gelijk is aan het quotiënt van het aantal pensioenpunten verkregen krachtens de wettelijke regeling die het bevoegd orgaan toepast, gedeeld door het aantal jaren dat overeenkomt met deze punten.

6.

a) Grensarbeiders die op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Frankrijk in loondienst werkzaam zijn en in de Franse departementen Haut-Rhin, Bas-Rhin en Moselle wonen, hebben krachtens artikel 19 van de verordening op het grondgebied van de departementen recht op de verstrekkingen krachtens de plaatselijke regeling van Elzas-Lotharingen ingesteld bij de Decreten nr. 46-1428 van 12 juni 1946 en nr. 67-814 van 25 september 1967.

b) Deze bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de rechthebbenden die onder artikel 25, leden 2 en 3, artikel 28 en artikel 29 van de verordening vallen.

7. Niettegenstaande het bepaalde in de artikelen 73 en 74 van deze verordening, worden de huisvestingstoelagen en de aanvullende toelage voor kinderverzorging naar keuze van de ouders (prestation d'accueil du jeune enfant — PAJE) alleen toegekend aan de betrokkenen en hun gezinsleden die op het Frans grondgebied wonen.

8. Een werknemer die verzekerd is geweest ingevolge de Franse wet betreffende de weduwen- en weduwnaarsverzekering van de Franse algemene socialezekerheidsregeling of van de regeling voor werknemers in de landbouw, wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet de hoedanigheid van verzekerde ingevolge deze wet te bezitten, indien hij op bedoeld tijdstip ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat als werknemer verzekerd is, of indien zulks niet het geval is, een nabestaandenuitkering krachtens de wetgeving betreffende werknemers van een andere Lid-Staat verschuldigd is. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval.

9. De Franse wetgeving die van toepassing is op een werknemer of een voormalig werknemer in het kader van de toepassing van hoofdstuk 3 van titel III van de verordening, geldt zowel voor de basisstelsels van de ouderdomsverzekering als voor de aanvullende stelsels van de ouderdomsverzekering waarbij belanghebbende was aangesloten.

J. IERLAND

1. Indien zij hun woon- of verblijfplaats in Ierland hebben, ontvangen de werknemers of zelfstandigen, de werklozen, de aanvragers van en rechthebbenden op pensioenen of rente, alsmede hun gezinsleden, bedoeld in artikel 19, lid 1, artikel 22, leden 1 en 3, artikel 25, leden 1 en 3, artikel 26, lid 1, en de artikelen 28bis, 29 en 31 van de verordening, gratis alle medische verzorging waarin de Ierse wettelijke regeling voorziet wanneer de kosten van deze verstrekkingen voor rekening van het orgaan van een andere Lid-Staat dan Ierland komen.

2. De gezinsleden van een aan de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat dan Ierland onderworpen werknemer of zelfstandige, die voldoet aan de voorwaarden welke door deze wettelijke regeling voor het recht op verstrekkingen worden gesteld, zo nodig mede gelet op artikel 18 van de verordening, ontvangen, wanneer zij in Ierland wonen, gratis alle medische verzorging waarin de Ierse wettelijke regeling voorziet.

De aldus verleende verstrekkingen komen voor rekening van het orgaan waarbij de werknemer of zelfstandige is aangesloten.

Wanneer echter de echtgenoot van de werknemer of zelfstandige of de persoon die het toezicht over de kinderen heeft, in Ierland beroepswerkzaamheden verricht, blijven de aan de gezinsleden verleende verstrekkingen voor rekening van het Ierse orgaan voorzover het recht op genoemde verstrekkingen alleen op grond van de Ierse wettelijke regeling bestaat.

3. Wanneer een aan de Ierse wetgeving onderworpen werknemer door een ongeval wordt getroffen nadat hij het grondgebied van een Lid-Staat heeft verlaten om, gedurende zijn arbeid, naar het grondgebied van een andere Lid-Staat te gaan, maar aldaar nog niet is aangekomen, wordt zijn recht op prestaties uit hoofde van dit ongeval als volgt vastgesteld:

a) alsof dit ongeval zich heeft voorgedaan op het Ierse grondgebied, en

b) zonder bij het bepalen of hij uit hoofde van zijn arbeid onder deze wetgeving verzekerd was, rekening te houden met zijn afwezigheid van het Ierse grondgebied.

4. . . . . . .

5. Voor de berekening van het loon met het oog op de toekenning van ziekengeld of werkloosheidsuitkering uit hoofde van de Ierse wetgeving wordt, niettegenstaande het bepaalde in artikel 23, lid 1, en artikel 68, lid 1, van de verordening, een bedrag toegerekend dat gelijk is aan het gemiddelde weekloon van mannelijke en vrouwelijke werknemers gedurende dat dienstjaar, voor elke werkweek waarin de betrokkene gedurende de referentieperiode in de hoedanigheid van werknemer onder de wettelijke regeling van een andere lidstaat heeft gewerkt.

6. Voor de toepassing van artikel 40, lid 3, onder a), ii), wordt alleen rekening gehouden met de tijdvakken gedurende welke de werknemer of zelfstandige arbeidsongeschikt was in de zin van de Ierse wettelijke regeling.

7. Voor de toepassing van artikel 44, lid 2, wordt de werknemer geacht uitdrukkelijk te hebben verzocht om uitstel van de vaststelling van het ouderdomspensioen waarop hij krachtens de Ierse wettelijke regeling recht heeft wanneer hij niet daadwerkelijk met pensioen is gegaan en dit als voorwaarde voor de verkrijging van het ouderdomspensioen wordt gesteld.

8. . . . . . .

9. Een werkloze die naar Ierland terugkeert na het verstrijken van de periode van drie maanden waarin hij op grond van artikel 69, lid 1, van de verordening een werkloosheidsuitkering is blijven ontvangen krachtens de Ierse wetgeving, kan ondanks het bepaalde in artikel 69, lid 2, aanspraak op een werkloosheidsuitkering maken als hij voldoet aan de in de genoemde wetgeving gestelde voorwaarden.

10. Een periode van onderwerping aan de Ierse wettelijke regeling overeenkomstig artikel 13, lid 2, onder f), van de verordening:

i) mag krachtens deze bepaling niet worden toegerekend als tijdvak van onderwerping aan de Ierse wettelijke regeling voor de toepassing van titel III van de verordening;

ii) betekent niet dat Ierland mag worden aangemerkt als de Staat die bevoegd is voor de toekenning van de in artikel 18 of artikel 38 of artikel 39, lid 1, van de verordening bedœlde prestaties.

K. ITALIË

Geen.

L. CYPRUS

Voor de toepassing van de artikelen 18, lid 1, 38, 45, leden 1 tot en met 3, 64, 67, leden 1 en 2, en 72, van de verordening wordt, voor elk tijdvak dat begint op of na 6 oktober 1980, een verzekeringsweek op grond van de Cyprische wetgeving bepaald door het totale verzekerbare inkomen over het betrokken tijdvak te delen door het weekbedrag van het totale verzekerbare basisinkomen dat van toepassing is in het betrokken jaar van bijdrage, mits het aldus bepaalde aantal weken het aantal kalenderweken in het betrokken tijdvak niet overschrijdt.

M. LETLAND

Geen.

N . LITOUWEN

Geen.

O. LUXEMBURG

1. In afwijking van artikel 94, lid 2, van de verordening, worden de tijdvakken van verzekering of daarmee gelijkgestelde tijdvakken welke vóór 1 januari 1946 of een bij een bilateraal verdrag vastgestelde eerdere datum door een werknemer of een zelfstandige onder de Luxemburgse wettelijke regeling inzake de invaliditeits-, ouderdoms- of overlijdensverzekering zijn vervuld, voor de toepassing van deze wettelijke regeling slechts in aanmerking genomen, voorzover de betrokkene aantoont na de berekeningsdatum zes maanden krachtens het Luxemburgse stelsel verzekerd te zijn geweest. Indien verscheidene bilaterale verdragen van toepassing zijn, worden de tijdvakken van verzekering of daarmee gelijkgestelde tijdvakken van de vroegste datum af in aanmerking genomen.

2. Voor de toekenning van het vaste deel van de Luxemburgse pensioenen, worden de tijdvakken van verzekering welke onder de Luxemburgse wettelijke regeling zijn vervuld door werknemers of zelfstandigen die niet op Luxemburgs grondgebied wonen, met ingang van 1 oktober 1972 gelijkgesteld met tijdvakken van wonen.

3. Artikel 22, lid 2, tweede alinea, van de verordening laat onverlet de bepalingen van de Luxemburgse wet krachtens welke de toestemming van het ziekenfonds voor een behandeling in het buitenland niet kan worden geweigerd wanneer de desbetreffende behandeling niet kan worden gegeven in het Groothertogdom.

4. Met het oog op de verrekening van het tijdvak van verzekering, als bedoeld in artikel 171, lid 7, van de Wet op de sociale verzekeringen (Code des assurances sociales), neemt het Luxemburgse orgaan de door de betrokkene overeenkomstig de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking, alsof het gaat om tijdvakken die zijn vervuld onder de wettelijke regeling die het orgaan toepast. De toepassing van de voorgaande bepaling geschiedt onder de voorwaarde dat de betrokkene het laatst tijdvakken van verzekering heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling van Luxemburg.

5. Voor een ambtenaar die bij de beëindiging van zijn dienstverband niet onder de Luxemburgse wetgeving valt, dient als berekeningsgrondslag voor de toekenning van het pensioen het laatste salaris dat de betrokkene ontving toen hij zijn dienstverband als Luxemburgs ambtenaar beëindigde, welk salaris wordt bepaald overeenkomstig de geldende wetgeving op het moment dat de betrokkene pensioengerechtigd wordt.

6. Bij een overgang van een verplicht Luxemburgs stelsel naar een bijzonder stelsel van ambtenaren of met hen gelijkgestelden in een andere lidstaat, worden de bepalingen van de Luxemburgse wetgeving inzake retroactieve verzekering opgeschort.

7. Goedkeuring van tijdvakken in het verplichte Luxemburgse stelsel wordt alleen gebaseerd op in Luxemburg vervulde tijdvakken.

8. Personen die in het Groothertogdom Luxemburg in het genot zijn van een ziektekostenverzekering en die in een andere lidstaat studeren zijn vrijgesteld van de aansluiting als student uit hoofde van de wetgeving van het land van studie.

P. HONGARIJE

Geen.

Q. MALTA

Geen.

R. NEDERLAND

1. Zorgverzekering

a) Wat betreft het recht op verstrekkingen krachtens de Nederlandse wetgeving wordt voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 4 van titel III van de verordening onder „rechthebbenden op verstrekkingen” verstaan:

i) personen die overeenkomstig artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht zijn zich te verzekeren bij een zorgverzekeraar;

en

ii) voor zover niet reeds begrepen onder i), gezinsleden van actieve militairen die in een andere lidstaat wonen en personen die in een andere lidstaat woonachtig zijn en die krachtens de verordening ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland.

b) Personen als bedoeld in punt a), onder i) moeten zich overeenkomstig de Zorgverzekeringswet verzekeren bij een zorgverzekeraar; personen als bedoeld in punt a), onder ii) moeten zich registreren bij het College voor zorgverzekeringen.

c) De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van bijdragen zijn van toepassing op personen als bedoeld in punt a) en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de bijdragen geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid, met uitzondering van gezinsleden van militairen die in een andere lidstaat woonachtig zijn en die de premie rechtstreeks moeten betalen.

d) De bepalingen van de Zorgverzekeringswet betreffende te late verzekering zijn van overeenkomstige toepassing op te late registratie van personen als bedoeld in punt a), onder ii) bij het College voor zorgverzekeringen.

e) Personen die recht hebben op verstrekkingen ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat dan Nederland en die in Nederland wonen of tijdelijk in Nederland verblijven, hebben recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden en met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet samengestelde polis van het orgaan van de woonplaats, respectievelijk de verblijfplaats, en op verstrekkingen ingevolge de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

f) Voor de toepassing van de artikelen 27 tot en met 34 van de verordening worden met pensioenen, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen genoemd onder b) (invaliditeit), respectievelijk c) (ouderdom) van de verklaring van het Koninkrijk der Nederlanden als bedoeld in artikel 5 van deze verordening, gelijkgesteld:

— pensioenen ingevolge de Wet van 6 januari 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en hun nabestaanden (Algemene burgerlijke pensioenwet);

— pensioenen ingevolge de Wet van 6 oktober 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van militairen en hun nabestaanden (Algemene militaire pensioenwet);

— pensioenen ingevolge de Wet van 15 februari 1967 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de personeelsleden van de NV Nederlandse Spoorwegen en hun nabestaanden (Spoorwegpensioenwet);

— pensioenen ingevolge het Reglement dienstvoorwaarden Nederlandse Spoorwegen;

— uitkeringen die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar worden verstrekt ingevolge een pensioenregeling die de verzorging van de gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft, of een uitkering bij vervroegde uittreding uit het arbeidsproces ingevolge een van rijkswege of bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voor personen van 55 jaar of ouder;

— uitkeringen, die aan militairen en ambtenaren worden verstrekt ingevolge een regeling in het geval van overtolligheid, functioneel leeftijdsontslag en vervroegde pensionering.

g) Voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 4 van Titel III van de verordening wordt de no-claimteruggave waarin de Nederlandse wettelijke regeling voorziet ingeval van beperkt zorggebruik, beschouwd als een uitkering.

2. Toepassing van de Nederlandse Algemene Ouderdomswet (AOW)

a) De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet wordt niet toegepast voor kalenderjaren of delen van kalenderjaren welke voor 1 januari 1957 zijn gelegen en gedurende welke de rechthebbende die niet voldoet aan de voorwaarden op grond waarvan deze jaren kunnen worden gelijkgesteld met tijdvakken van verzekering, tussen zijn 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond of gedurende welke hij, op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonende, in Nederland arbeid heeft verricht in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever.

In afwijking van artikel 7 van de Algemene Ouderdomswet komt voor de gelijkstelling ook in aanmerking de rechthebbende die uitsluitend vóór 1 januari 1957 overeenkomstig de bovenvermelde bepalingen in Nederland heeft gewoond of gewerkt.

b) De korting bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet wordt niet toegepast voor kalenderjaren of delen van kalenderjaren welke vóór 2 augustus 1989 zijn gelegen en gedurende welke een gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon tussen zijn/haar 15e en 65e jaar, wonende op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Nederland niet ingevolge genoemde wet verzekerd was, voorzover het kalenderjaren of delen van kalenderjaren betreft die samenvallen met verzekeringstijdvakken die door zijn/haar huwelijkspartner krachtens bedoelde wet zijn vervuld en gedurende welke tijdvakken zij met elkaar waren gehuwd, dan wel met kalenderjaren of delen van kalenderjaren die krachtens het bepaalde onder a) in aanmerking moeten worden genomen.

De hierboven bedoelde persoon wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 7 van de Algemene Ouderdomswet als rechthebbende aangemerkt.

c) De korting bedoeld in artikel 13, lid 2, van de Algemene Ouderdomswet wordt niet toegepast voor kalenderjaren of delen van kalenderjaren welke vóór 1 januari 1957 zijn gelegen en gedurende welke de huwelijkspartner van de rechthebbende, die niet voldoet aan de voorwaarden op grond waarvan deze jaren met tijdvakken van verzekering kunnen worden gelijkgesteld, tussen zijn/haar 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond of gedurende welke hij/zij, op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonende, in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever in Nederland arbeid heeft verricht.

d) De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de Algemene Ouderdomswet wordt evenmin toegepast voor kalenderjaren of delen van kalenderjaren welke vóór 2 augustus 1989 zijn gelegen en gedurende welke de huwelijkspartner van de rechthebbende tussen zijn/haar 15e en 65e jaar in een andere Lid-Staat dan Nederland heeft gewoond en niet ingevolge genoemde wet verzekerd was, voorzover het kalenderjaren of delen van kalenderjaren betreft, die samenvallen met verzekeringstijdvakken die door rechthebbende krachtens bedoelde wet zijn vervuld en gedurende welke tijdvakken zij met elkaar waren gehuwd, dan wel met kalenderjaren of delen van kalenderjaren die krachtens het bepaalde onder a) in aanmerking moeten worden genomen.

e) Het bepaalde onder a), b), c) en d) geldt alleen indien de rechthebbende na het bereiken van de 59-jarige leeftijd gedurende zes jaren op het grondgebied van een of meer Lid-Staten heeft gewoond en zolang hij op het grondgebied van één dezer Lid-Staten woont.

f) In afwijking van artikel 45, lid 1, van de algemene ouderdomswet en van artikel 63, lid 1, van de algemene nabestaandenwet bestaat voor de in een andere lidstaat dan Nederland wonende huwelijkspartner van een krachtens genoemde wetten verplicht verzekerde werknemer of zelfstandige de mogelijkheid om zich ingevolge die wetten vrijwillig te verzekeren, echter uitsluitend over tijdvakken welke na 2 augustus 1989 zijn gelegen en gedurende welke de werknemer of zelfstandige krachtens genoemde wetten verplicht verzekerd is geweest. Deze mogelijkheid vervalt met ingang van de dag waarop de verplichte verzekering van de werknemer of zelfstandige eindigt.

Bedoelde mogelijkheid vervalt evenwel niet wanneer de verplichte verzekering van de werknemer of zelfstandige geëindigd is ten gevolge van diens overlijden en aan zijn weduwe uitsluitend een pensioen ingevolge de algemene nabestaandenwetgeving is toegekend.

De mogelijkheid om vrijwillig verzekerd te blijven, eindigt in ieder geval op de dag waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt.

De voor bedoelde vrijwillige verzekering te betalen premie wordt voor de huwelijkspartner van een werknemer of zelfstandige die verplicht verzekerd is ingevolge de , Algemene Ouderdomswet en de algemene nabestaandenwetgeving , vastgesteld overeenkomstig de bepalingen voor de vaststelling van de premie voor de verplichte verzekering ingevolge deze wetten, met dien verstande dat zijn/haar inkomen wordt geacht in Nederland te zijn genoten.

Voor de huwelijkspartner van een werknemer of zelfstandige die op of na 2 augustus 1989 verplicht verzekerd is geworden, wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen voor de vaststelling van de premie voor de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de algemene nabestaandenwetgeving .

g) Van de onder f) bedoelde mogelijkheid kan slechts gebruik worden gemaakt indien de huwelijkspartner van de werknemer of zelfstandige uiterlijk één jaar na de aanvang van diens verplichte verzekering aan de Sociale Verzekeringsbank te kennen geeft aan de vrijwillige verzekering te willen deelnemen.

Voor huwelijkspartners van werknemers of zelfstandigen die op 2 augustus 1989 of direct voorafgaande aan die datum verplicht verzekerd waren, vangt de termijn van één jaar aan op 2 augustus 1989.

Van de onder f), vierde alinea, bedoelde mogelijkheid kan geen gebruik worden gemaakt door de niet in Nederland wonende huwelijkspartner van de werknemer of zelfstandige op wie artikel 14, lid 1, artikel 14bis, lid 1, dan wel artikel 17 van de verordening van toepassing is, indien deze huwelijkspartner overeenkomstig de bepalingen van de Nederlandse wetgeving alleen reeds recht heeft of recht heeft gehad op toelating tot de vrijwillige verzekering.

h) Het bepaalde onder a), b), c), d) en f) geldt niet voor tijdvakken welke samenvallen met die welke in aanmerking kunnen worden genomen bij de berekening van pensioenrechten ingevolge de ouderdomspensioenregeling van een andere Lid-Staat dan Nederland en evenmin voor tijdvakken gedurende welke de betrokkene ingevolge een dergelijke regeling een pensioen ontving.

i) Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening worden als vervulde tijdvakken van verzekering uitsluitend beschouwd de na het bereiken van de leeftijd van vijftien jaar overeenkomstig de Algemene Ouderdomswet (AOW) vervulde tijdvakken van verzekering.

3. Toepassing van de Nederlandse algemene nabestaandenwet

a) Een werknemer of zelfstandige die verzekerd is geweest ingevolge de algemene nabestaandenwet wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet ingevolge deze wet verzekerd te zijn, indien hij ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat wegens hetzelfde risico verzekerd is, of als zulks niet het geval is, indien een nabestaandenuitkering krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verschuldigd is. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval;

b) Indien een weduwe op grond van het bepaalde onder a) recht heeft op een weduwepensioen ingevolge de algemene nabestaandenwet, wordt dit pensioen berekend overeenkomstig artikel 46, lid 2, van de verordening;

Voor de toepassing van deze bepalingen worden eveneens als onder de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken aangemerkt tijdvakken gelegen vóór 1 oktober 1959 gedurende welke de werknemer of zelfstandige na het bereiken van de vijftienjarige leeftijd op Nederlands grondgebied heeft gewoond of gedurende welke hij, op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonende, in Nederland arbeid heeft verricht in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever.

c) De krachtens het bepaalde onder b) in aanmerking te nemen tijdvakken welke samenvallen met tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat inzake pensioenen of renten voor nagelaten betrekkingen, worden buiten beschouwing gelaten.

d) Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening worden als vervulde tijdvakken van verzekering uitsluitend beschouwd de na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar overeenkomstig de Nederlandse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering;

4. Toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake arbeidsongeschiktheid

a) Een werknemer of zelfstandige die verzekerd is geweest ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) van 11 december 1975, de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ) van 24 april 1997, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966, of de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) van 10 november 2005, wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet ingevolge deze wetten verzekerd te zijn, indien hij ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat wegens hetzelfde risico verzekerd is, of, indien zulks niet het geval is, een uitkering krachtens de wetgeving van een andere lidstaat wegens hetzelfde risico verschuldigd is. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval.

b) Indien een belanghebbende met toepassing van het bepaalde onder a) aanspraak kan maken op een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering, wordt het uitkeringsbedrag berekend volgens artikel 46, lid 2, van de verordening:

i) indien de betrokkene voordat de arbeidsongeschiktheid zich voordeed werkzaam was als werknemer in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening, overeenkomstig de bepalingen van de WAO indien de arbeidsongeschiktheid is ingetreden vóór 1 januari 2004. Indien de arbeidsongeschiktheid op 1 januari 2004 of daarna is ingetreden, wordt het bedrag van de uitkering berekend op basis van de WIA;

ii) indien de betrokkene voordat de arbeidsongeschiktheid zich voordeed niet werkzaam was als werknemer in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening, overeenkomstig de bepalingen van de WAZ.

c) Bij de berekening van uitkeringen die zijn vastgesteld overeenkomstig de WAO, de WIA of de WAZ houden de Nederlandse organen rekening met:

— de tijdvakken van arbeid in loondienst en de daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld;

— de tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de WAO;

— de tijdvakken van verzekering door de betrokkene vervuld na het bereiken van de vijftienjarige leeftijd krachtens de AAW, voor zover zij niet samenvallen met de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de WAO;

— de tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de WAZ;

— de tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de WIA.

d) Bij de vaststelling van de Nederlandse invaliditeitsuitkering overeenkomstig artikel 40, lid 1, van de verordening wordt door de Nederlandse organen geen rekening gehouden met de eventueel krachtens de Toeslagenwet aan de uitkeringsgerechtigde toe te kennen toeslag. Het recht op deze toeslag en de hoogte ervan worden uitsluitend vastgesteld op grond van de bepalingen van de Toeslagenwet.

5. Toepassing van de Nederlandse Algemene Kinderbijslagwet

a) Een werknemer of zelfstandige op wie, in de loop van een kalenderkwartaal, de Nederlandse Algemene Kinderbijslagwet van toepassing wordt en die op de eerste dag van dit kwartaal aan de wetgeving inzake gezinsbijslagen van een andere Lid-Staat onderworpen was, wordt geacht op deze dag verzekerd te zijn ingevolge de Nederlandse wet.

b) Het bedrag van de kinderbijslag waarop diegene die op grond van het bepaalde onder a) geacht wordt verzekerd te zijn ingevolge de Nederlandse Algemene Kinderbijslagwet, aanspraak kan maken, wordt vastgesteld op de wijze welke in de in artikel 98 van de verordening bedoelde toepassingsverordening is geregeld.

6. Toepassing van enige overgangsbepalingen

Bij de beoordeling van het recht op uitkeringen op grond van de overgangsbepalingen van de Algemene Ouderdomswet (artikel 46), de algemene Weduwen- en Wezenwet en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet blijft artikel 45, lid 1, buiten toepassing.

7. Voor de toepassing van titel II van de verordening wordt de persoon die als werknemer in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt aangemerkt en op grond daarvan verzekerd is voor de volksverzekeringen, geacht werkzaamheden in loondienst te verrichten.

S. OOSTENRIJK

1. Voor de toepassing van de verordening blijft de Oostenrijkse wetgeving met betrekking tot de overdracht van verzekeringstijdvakken via de betaling van een overdrachtbedrag van kracht, wanneer er een overgang plaatsvindt tussen een algemeen stelsel en een bijzonder stelsel van ambtenaren.

2. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening blijven verhogingen voor aanvullende-verzekeringspremies en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers krachtens de Oostenrijkse wetgeving buiten beschouwing. In deze gevallen wordt het overeenkomstig artikel 46, lid 2, van de verordening berekende bedrag vermeerderd met de verhogingen voor aanvullende-verzekeringspremies en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers.

3. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening wordt bij de toepassing van de Oostenrijkse wetgeving de peildatum voor een pensioen (Stichtag) beschouwd als het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet.

4. De toepassing van de bepaling van de verordening mogen voor personen die in hun socialezekerheidssituatie om politieke of godsdienstige redenen of om redenen die verband houden met hun afkomst, nadeel ondervonden hebben, geen vermindering van het recht op prestaties uit hoofde van de Oostenrijkse wetgeving tot gevolg hebben.

5. De bepalingen van artikel 22, lid 1, onder a), van de verordening zijn eveneens van toepassing op personen met een ziekteverzekeringsdekking uit hoofde van een Oostenrijkse wet inzake de bescherming van specifieke getroffenen (Versorgungsgesetz)

6. Voor de toepassing van de verordening worden prestaties op grond van de wet betreffende sociale voorzieningen voor de strijdkrachten (Heeresversorgungsgesetz - HVG) beschouwd als prestaties ten gevolge van een arbeidsongeval of beroepsziekte.

7. De bijzondere bijstand overeenkomstig de Wet op de bijzondere bijstand van 30 november 1973 (Sonderunterstützunggesetz) (SUG) geldt voor de toepassing van de verordening als een ouderdomspensioen.

8. Voor de berekening van het theoretische bedrag overeenkomstig artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening voor wat betreft uitkeringen of delen van uitkeringen van een pensioenregeling van de organisaties van vrije beroepsbeoefenaren (Kammern der Freien Berufe), die uitsluitend via het kapitaaldekkingsstelsel worden gefinancierd of gebaseerd zijn op een stelsel van pensioenspaarrekeningen, houdt het bevoegde orgaan voor iedere verzekeringsmaand die vervuld werd volgens de wettelijke regeling van een andere lidstaat, rekening met het kapitaal in verhouding tot het kapitaal dat werkelijk binnen dat stelsel is geaccumuleerd, of geacht wordt te zijn geaccumuleerd in de regeling van pensioenspaarrekeningen, en het aantal maanden van de verzekeringstijdvakken in de betrokken pensioenregeling.

9. Artikel 79bis van de verordening is van overeenkomstige toepassing op de berekening van wezenpensioenen en pensioenverhogingen of -aanvullingen voor kinderen, die door pensioenregeling van de organisaties van vrije beroepsbeoefenaren (Kammern der Freien Berufe) worden uitgekeerd.

10. Voor de berekening van het in artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening bedoelde theoretische bedrag voor wat betreft uitkeringen op basis van een pensioenrekening uit hoofde van de Allgemeines Pensionsgesetz (algemene pensioenwet — APG) houdt het bevoegde orgaan rekening, voor elk onder de wetgeving van een andere lidstaat vervuld tijdvak van verzekering, met het aandeel in het totale krediet, zoals overeenkomstig de APG bepaald, op de dag dat het recht op een pensioen ingaat, dat overeenkomt met het quotiënt van het totale krediet en van het aantal maanden van verzekering waarop het totale krediet gebaseerd is.

T. POLEN

Voor de toepassing van artikel 88 van het Handvest voor het onderwijzend personeel van 26 januari 1982 worden, wat het recht van het onderwijzend personeel op vervroegde pensionering betreft, onder de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van arbeid als onderwijzend personeel aangemerkt als op grond van de Poolse wetgeving vervulde tijdvakken van arbeid als onderwijzend personeel, en wordt de beëindiging van een arbeidsbetrekking door onderwijzend personeel op grond van de wetgeving van een andere lidstaat, aangemerkt als beëindiging van een arbeidsbetrekking als onderwijzend personeel op grond van de Poolse wetgeving.

U. PORTUGAL

Wat betreft personen vallend onder het bijzonder stelsel voor ambtenaren en met hen gelijkgestelden die niet meer voor de Portugese overheid werken wanneer zij met pensioen gaan of wanneer hun pensioenrechten worden bepaald, wordt voor de berekening van het pensioen uitgegaan van het laatste salaris dat van die overheid is ontvangen.

V. ROEMENIË

Het bevoegd orgaan houdt voor de berekening van het in artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening bedoelde theoretische bedrag in stelsels waarin pensioenen worden berekend op basis van pensioenpunten, voor ieder verzekeringsjaar dat vervuld werd volgens de wettelijke regeling van een andere lidstaat, rekening met een aantal pensioenpunten dat gelijk is aan het quotiënt van het aantal pensioenpunten verkregen krachtens de wettelijke regeling die het orgaan toepast, gedeeld door het aantal jaren dat overeenstemt met die punten.

W. SLOVENIË

Geen.

X. SLOWAKIJE

Geen.

Y. FINLAND

1. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, onder a), worden de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak overeenkomstig de Finse wetgeving inzake inkomensgerelateerde pensioenen als volgt berekend indien de betrokkene voor een deel van de referentieperiode tijdvakken van pensioenverzekering op grond van arbeid in een andere lidstaat heeft vervuld: de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak zijn gelijk aan de som van de inkomsten tijdens het deel van de referentieperiode in Finland, gedeeld door het aantal maanden waarvoor er tijdens de referentieperiode tijdvakken van verzekering in Finland waren.

2 . Indien een Fins orgaan krachtens de Finse wetgeving een toeslag verschuldigd is vanwege vertraging bij de behandeling van een verzoek om prestaties, wordt een verzoek dat is ingediend bij een orgaan van een andere Lid-Staat waarop deze verordening van toepassing is, voor de toepassing van de bepalingen van de Finse wetgeving met betrekking tot een dergelijke toeslag geacht te zijn ingediend op de datum waarop dat verzoek samen met alle bijlagen het bevoegd orgaan in Finland bereikt.

3 . Een werknemer in loondienst of een zelfstandige die niet langer krachtens het volkspensioenstelsel is verzekerd, wordt voor de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van deze verordening verondersteld de status van verzekerde te behouden indien hij op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat is verzekerd of, als dat niet het geval is, indien hij met betrekking tot hetzelfde risico recht heeft op een pensioen krachtens de wetgeving van een andere lidstaat. Deze laatste voorwaarde wordt echter als vervuld beschouwd in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval.

4 . Een persoon die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren valt, die in Finland woont en:

a) op wie de afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk 1 van titel III niet van toepassing zijn en

b) die geen recht heeft op een Fins pensioen,

wordt aangesproken voor de kosten van de in Finland aan hem en zijn gezinsleden verleende verstrekkingen, voorzover die kosten gedekt zijn door het bijzondere stelsel voor ambtenaren en het aanvullende stelsel van persoonlijke verzekering.

Z. ZWEDEN

1. De bepalingen van de verordening betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering of verblijf zijn niet van toepassing op de overgangsregeling van de Zweedse wetgeving voor het recht op een gegarandeerd pensioen voor personen die in of vóór 1937 zijn geboren en gedurende een bepaalde periode in Zweden hebben gewoond alvorens zij een pensioen aanvragen (Wet 2000:798).

2. Voor de berekening van het nominale inkomen voor inkomensgerelateerde uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid overeenkomstig hoofdstuk 8 van Lag (1962:381) om allmän försäkring (de Volksverzekeringswet), geldt het volgende:

a) indien de verzekerde tijdens de referentieperiode ook onder de wetgeving van een of meer andere lidstaten viel op grond van een activiteit als werknemer of zelfstandige, wordt het inkomen in die andere lidstaat of lidstaten geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde bruto-inkomen van de verzekerde in Zweden tijdens het deel van de referentieperiode in Zweden, dat wil zeggen het inkomen in Zweden gedeeld door het aantal jaren tijdens welke dit inkomen is ontvangen;

b) indien de uitkering wordt berekend overeenkomstig artikel 40 van de verordening en de betrokkene niet verzekerd is in Zweden, wordt de referentieperiode bepaald overeenkomstig hoofdstuk 8, rubrieken 2 en 8, van bovengenoemde wet alsof de betrokkene in Zweden verzekerd was. Indien de betrokkene tijdens deze periode geen inkomen had dat overeenkomstig de Wet op op inkomen gebaseerde nabestaandenpensioenen (1998:674) recht geeft op een pensioen, mag de referentieperiode ingaan op een eerder tijdstip waarop de betrokkene een inkomen uit betaalde werkzaamheden in Zweden had.

3.

a) Voor de berekening van de fictieve grondslag voor het op inkomen gebaseerde nabestaandenpensioen (Wet 2000:461) geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioengerechtigdheid gedurende ten minste drie op de vijf kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode), worden ook tijdvakken van verzekering die in andere lidstaten zijn vervuld, in acht genomen alsof deze in Zweden waren vervuld. Tijdvakken van verzekering in andere lidstaten worden geacht gebaseerd te zijn op de gemiddelde Zweedse pensioenbasis. Indien de betrokkene slechts één jaar met een pensioenbasis in Zweden heeft vervuld, wordt elk tijdvak van verzekering in een andere lidstaat geacht hetzelfde bedrag te vertegenwoordigen.

b) Voor de berekening van het nominale pensioenkrediet voor weduwenpensioenen met betrekking tot sterfgevallen op of na 1 januari 2003 geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioenkrediet gedurende ten minste twee op de drie kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode) en indien de tijdvakken van verzekering tijdens de referentieperiode in een andere lidstaat zijn vervuld, worden deze jaren geacht op hetzelfde pensioenkrediet te zijn gebaseerd als het Zweedse jaar.

5. Een persoon die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren valt, die in Zweden woont en:

a) op wie de afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk 1 van titel III niet van toepassing zijn en

b) die geen recht heeft op een Zweeds pensioen,

moet in Zweden verstrekte medische verzorging betalen tegen tarieven die volgens de Zweedse wetgeving gelden voor niet-ingezetenen, voorzover de verstrekte verzorging gedekt is door het betrokken bijzondere stelsel en/of het aanvullende stelsel van persoonlijke verzekering. Dit geldt eveneens voor de echtgenoot en de kinderen jonger dan 18 jaar van deze persoon.

AA. VERENIGD KONINKRIJK

1. Wanneer iemand gewoonlijk op het grondgebied van Gibraltar woont, of sinds zijn laatste aankomst op dit grondgebied onder de wetgeving van Gibraltar verplicht was als werknemer bijdragen te storten en hij, wegens arbeidsongeschiktheid, moederschap of werkloosheid verzoekt te worden vrijgesteld van de betaling van bijdragen voor een zekere periode, en voor deze periode bijdragen op zijn rekening worden gebracht, wordt ieder tijdvak gedurende hetwelk hij werkzaam was op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan het Verenigd Koninkrijk met het oog op dit verzoek, aangemerkt als een tijdvak gedurende hetwelk hij op het grondgebied van Gibraltar werkzaam was en waarvoor hij overeenkomstig de wetgeving van Gibraltar bijdragen als werknemer heeft gestort.

2. Wanneer een persoon overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk recht op ouderdomspensioen heeft

a) indien de premies van de voormalige echtgeno(o)t(e) als eigen premies van de betrokkene worden aangemerkt, of

b) indien de premievoorwaarden door de echtgeno(o)t(e) of door de voormalige echtgeno(o)t(e) van de betrokkene zijn vervuld,

dan zijn voor de vaststelling van de krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk vast te stellen aanspraken de bepalingen van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening van toepassing, mits de echtgeno(o)t(e) of de voormalige echtgeno(o)t(e) in beide gevallen in loondienst of anders dan in loondienst onderworpen is of was aan de wetgeving van twee of meer Lid-Staten; in dat geval worden verwijzingen in genoemd hoofdstuk 2 naar „tijdvakken van verzekering” aangemerkt als verwijzingen naar tijdvakken van verzekering vervuld door:

i) de echtgeno(o)t(e) of voormalige echtgeno(o)t(e), indien de aanvraag is ingediend door:

— een gehuwde vrouw, of

— een persoon van wie het huwelijk op andere wijze is beëindigd dan door het overlijden van de echtgeno(o)t(e), of

ii) de voormalige echtgeno(o)t(e), indien de aanvraag is ingediend door:

— een weduwnaar die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent's allowance), of

— een weduwe die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een moeder-weduwe (widowed mother's allowance), een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent's allowance) of een weduwenpensioen, of die alleen recht heeft op een leeftijdsgebonden weduwenpensioen berekend op grond van artikel 46, lid 2, van de verordening, waarbij „leeftijdsgebonden weduwenpensioen” betekent dat voor het weduwepensioen overeenkomstig artikel 39, lid 4, van de Social Security Contributions and Benefits Act 1992 een verminderd tarief geldt.

3.

a) Wanneer op grond van artikel 71, lid 1, onder a), ii), of onder b), ii), van de verordening een persoon een werkloosheidsuitkering krachtens de wettelijke, regeling van het Verenigd Koninkrijk ontvangt, worden voor het voldoen aan de door de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot het recht op uitkeringen voor kinderen (child benefit) gestelde voorwaarden inzake een tijdvak van aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voorzover van toepassing, in Noord-Ierland de door die persoon krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering, van arbeid of van werkzaamheden anders dan in loondienst, beschouwd als tijdvakken van aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voorzover van toepassing, in Noord-Ierland.

b) Wanneer de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk op grond van titel II van de verordening, met uitzondering van artikel 13, lid 2, onder f), daarvan, van toepassing is op een werknemer of zelfstandige die niet voldoet aan de door de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot het recht op uitkeringen voor kinderen (child benefit) vereiste voorwaarde inzake:

i) aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voorzover van toepassing, in Noord-Ierland, zal hij voor het voldoen aan deze voorwaarde worden behandeld alsof hij aldaar aanwezig was;

ii) een tijdvak van aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voorzover van toepassing, in Noord-Ierland, worden voor het voldoen aan deze voorwaarde de door die werknemer krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering, van arbeid of van werkzaamheden anders dan in loondienst beschouwd als tijdvak van aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voorzover van toepassing, in Noord-Ierland.

c) Ten aanzien van aanspraken op kinderbijslag (family allowances) krachtens de wettelijke regeling van Gibraltar zijn de hiervóór onder a) en b) vermelde bepalingen van overeenkomstige toepassing.

4. Voor de toepassing van hoofdstuk 3 van de verordening wordt de uitkering aan weduwen (widow's payment), verstrekt overeenkomstig de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk, als een pensioen voor nagelaten betrekkingen beschouwd.

5. Voor de toepassing van artikel 10bis, lid 2, op de bepalingen inzake het recht op de verzorgingstoelage (attendance allowance), de toelage voor de verzorging van invaliden (invalid care allowance) en de uitkering om in levensonderhoud te voorzien ingeval van arbeidsongeschiktheid wordt een tijdvak van arbeid, een tijdvak van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden en een tijdvak van wonen op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan het verenigd koninkrijk in aanmerking genomen voorzover dit noodzakelijk is om te voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot de aanwezigheid in het Verenigd Koninkrijk, vóór de datum waarop het recht op de toelage of uitkering ontstaat.

6. Wanneer een aan de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk onderworpen werknemer door een ongeval wordt getroffen nadat hij het grondgebied van een Lid-Staat heeft verlaten om, gedurende zijn dienstbetrekking, naar het grondgebied van een andere Lid-Staat te gaan, maar aldaar nog niet is aangekomen, wordt zijn recht op prestaties uit hoofde van dit ongeval als volgt vastgesteld:

a) alsof dit ongeval zich heeft voorgedaan op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk, en

b) zonder bij het bepalen of hij werknemer (employed carner) in de zin van de wettelijke regeling van Groot-Brittannië of van de wettelijke regeling van Noord-Ierland dan wel werknemer (employed person) in de zin van de wettelijke regeling van Gibraltar was, rekening te houden met zijn afwezigheid van het grondgebied van die gebieden.

7. De verordening is niet van toepassing op de bepalingen van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk die bestemd zijn om een overeenkomst inzake sociale zekerheid tussen het Verenigd Koninkrijk en een derde Staat uit te voeren.

8. Voor de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening, wordt geen rekening gehouden met de evenredige premies of bijdragen die de verzekerde betaalt onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, noch met de evenredige ouderdomsuitkeringen welke onder deze wetgeving betaalbaar zijn. Het bedrag van de evenredige uitkeringen wordt gevoegd bij het overeenkomstig dit hoofdstuk vastgestelde bedrag van de krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk verschuldigde uitkering; de som van beide bedragen vormt de werkelijk aan de betrokkene verschuldigde uitkering.

9. . . . . . .

10. Voor de toepassing van de niet-contributieve regeling betreffende de prestaties van de sociale verzekering en de werkloosheidsverzekering (Gibraltar), wordt ieder op wie de verordening van toepassing is, geacht gewoonlijk te wonen in Gibraltar, indien hij in een Lid-Staat woont.

11. Voor de toepassing van de artikelen 27, 28, 28bis, 29, 30 en 31 van deze verordening worden buiten het Verenigd Koninkrijk te betalen prestaties die uitsluitend verleend worden krachtens artikel 95ter, lid 8, van de verordening, aangemerkt als invaliditeitsuitkeringen.

12. Voor de toepassing van artikel 10, lid 1, van de verordening, wordt de rechthebbende op een krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk verschuldigde uitkering, die op het grondgebied van een andere Lid-Staat verblijft, tijdens de duur van dit verblijf beschouwd alsof hij op het grondgebied van deze andere Lid-Staat woonde.

13.1. Voor de berekening van een loonfactor voor het vaststellen van het recht op uitkeringen overeenkomstig de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk wordt, met inachtneming van punt 15, iedere week gedurende welke een werknemer of zelfstandige aan de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat onderworpen is geweest en die in de loop van het desbetreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk een aanvang heeft genomen, op de volgende wijze toegerekend:

a) tijdvakken in de periode van 6 april 1975 tot en met 5 april 1987:

i) voor iedere week van verzekering, van arbeid of van wonen als werknemer wordt de betrokkene geacht bijdragen of premies te hebben betaald als werknemer op basis van een beloning gelijk aan twee derde van de voor die week geldende maximumloongrens;

ii) voor iedere week van verzekering, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen als zelfstandige, wordt de betrokkene geacht premies of bijdragen van groep 2 te hebben betaald in de hoedanigheid van zelfstandige;

b) tijdvakken vanaf 6 april 1987:

i) voor iedere week van verzekering, van arbeid of van wonen als werknemer, wordt de betrokkene geacht een weekloon te hebben ontvangen waarover bijdragen of premies als werknemer zouden zijn betaald, en dat overeenkomt met twee derde van de voor die week geldende maximumloongrens;

ii) voor iedere week van verzekering, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen als zelfstandige, wordt de betrokkene geacht premies of bijdragen van groep 2 te hebben betaald in de hoedanigheid van zelfstandige;

c) voor iedere volledige week gedurende welke hij een tijdvak heeft vervuld dat is gelijkgesteld met een tijdvak van verzekering, van arbeid, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, worden de betrokkene premies of bijdragen dan wel inkomsten toegerekend, die niet hoger mogen zijn dan nodig is om zijn globale loonfactor voor dat belastingjaar op te trekken tot het niveau dat nodig is om van dat belastingjaar een jaar te maken dat in aanmerking dient te worden genomen in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk betreffende de toerekening van premies of bijdragen dan wel inkomsten.

13.2. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, onder b), van de verordening:

a) wordt een werknemer, die in een op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar uitsluitend tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen heeft vervuld in een andere Lid-Staat dan het Verenigd Koninkrijk, indien de toepassing van punt 13.1., onder a), i), of van punt 13.1., onder b), i), ten gevolge heeft dat dat jaar voor de toepassing van artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk geldt, geacht in dat jaar in die andere Lid-Staat gedurende 52 weken verzekerd te zijn geweest;

b) worden, indien enig op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar voor de toepassing van artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening niet geldt als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, alle in dat jaar vervulde tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen buiten beschouwing gelaten.

13.3. Voor de omrekening van een loonfactor in tijdvakken van verzekering, wordt de loonfactor verkregen gedurende het desbetreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk gedeeld door de voor dat belastingjaar geldende minimumloongrens. De uitkomst wordt in gehele getallen weergegeven met verwaarlozing van de decimalen. Het aldus berekende getal wordt geacht het aantal weken van verzekering die gedurende dat belastingjaar onder de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk zijn vervuld, te vertegenwoordigen. Dit getal kan evenwel niet hoger zijn dan het aantal weken gedurende welke de betrokkene in de loop van dat belastingjaar aan deze wettelijke regeling onderworpen was.

14. Voor de toepassing van artikel 40, lid 3, onder a), ii), wordt alleen rekening gehouden met de tijdvakken gedurende welke de werknemer of zelfstandige arbeidsongeschikt was in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk.

15.1. Voor de berekening op grond van artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening van het theoretische bedrag van het pensioenbestanddeel, dat uit een aanvullend bestanddeel krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk bestaat:

a) betekenen die woorden „lonen”, „premies of bijdragen” en „verhogingen” als genoemd in artikel 47, lid 1, onder b), van de verordening de overschotten aan loonfactoren zoals gedefinieerd in de Wet betreffende de sociale-zekerheidspensioenen 1975 (Social Security Pensions Act 1975) of, voorzover van toepassing, in de regeling betreffende de sociale-zekerheidspensioenen (Noord-Ierland) 1975 (Social Security Pensions (Northern Ireland) Order 1975);

b) wordt het gemiddelde van de overschotten aan loonfactoren overeenkomstig artikel 47, lid 1, onder b), van de verordening, uitgelegd zoals onder a) hiervóór, berekend door de krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk geregistreerde samengestelde overschotten te delen door het aantal inkomstenbelastingjaren in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk (met inbegrip van delen van die belastingjaren) die vanaf 6 april 1978 onder deze wettelijke regeling zijn vervuld gedurende het betrokken tijdvak van verzekering.

15.2. Voor de berekening van het bedrag van het pensioenbestanddeel dat uit een aanvullend bestanddeel krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk bestaat, betekenen de in artikel 46, lid 2, van de verordening gebruikte woorden „tijdvakken van verzekering en van wonen” de vanaf 6 april 1978 vervulde tijdvakken van verzekering en van wonen.

16. Een werkloze die na het verstrijken van de periode van drie maanden waarin hij op grond van artikel 69, lid 1, van de verordening een werkloosheidsuitkering krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk is blijven ontvangen, kan ondanks artikel 69, lid 2, aanspraak op een werkloosheidsuitkering maken als hij voldoet aan de in de genoemde wetgeving gestelde voorwaarden.

17. Voor de toekenning van het recht op de uitkering bij ernstige invaliditeit wordt, c.q. heeft, de werknemer of de zelfstandige op wie de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk van toepassing is of is geweest overeenkomstig titel II van de verordening, met uitzondering van artikel 13, lid 2, onder f), daarvan:

a) geacht gedurende het gehele tijdvak waarin hij in loondienst of als zelfstandige werkzaam is geweest en waarin hij aan de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk onderworpen is geweest, in het Verenigd Koninkrijk aanwezig te zijn geweest of te hebben gewoond, hoewel hij in een andere Lid-Staat was of woonde;

b) recht op gelijkstelling met tijdvakken van aanwezigheid of wonen in het Verenigd Koninkrijk voor tijdvakken van verzekering vervuld als werknemer of zelfstandige op het grondgebied of overeenkomstig de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat.

18. Een tijdvak van onderwerping aan de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 13, lid 2, onder f), van de verordening,

i) mag krachtens deze bepaling niet worden toegerekend als tijdvak van onderwerping aan de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk voor de toepassing van titel III van de verordening, en

ii) betekent niet dat het Verenigd Koninkrijk mag worden aangemerkt als de Staat die bevoegd is voor de toekenning van de in artikel 18, 38 of 39, lid 1, van de verordening bedoelde prestaties.

19. Onder voorbehoud van eventuele met de Lid-Staten gesloten overeenkomsten, is voor de toepassing van artikel 13, lid 2, onder f), van de verordening en van artikel 10ter van de toepassingsverordening na het verstrijken van de laatste van de hieronder genoemde drie dagen de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk niet meer van toepassing op een ieder op wie eerder als werknemer of zelfstandige de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk van toepassing was:

a) de dag waarop de woonplaats wordt overgebracht naar de andere Lid-Staat als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder f);

b) de dag van de beëindiging van de permanente of tijdelijke werkzaamheden, in loondienst of als zelfstandige, tijdens welke op deze persoon de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk van toepassing was;

c) de laatste dag van elk tijdvak waarin Britse prestaties bij ziekte of moederschap (met inbegrip van de verstrekkingen waarvoor het Verenigd Koninkrijk de bevoegde Staat is) of werkloosheidsuitkering werden ontvangen en dat:

i) een aanvang heeft genomen vóór de datum van overbrenging van de woonplaats naar een andere Lid-Staat, of, indien dat op een latere datum is begonnen;

ii) onmiddellijk is gevolgd op het verrichten van werkzaamheden in loondienst of als zelfstandige in een andere Lid-Staat, terwijl op deze persoon de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk van toepassing was.

20. Het feit dat op een persoon de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat, overeenkomstig artikel 13, lid 2, onder f), van de verordening, artikel 10ter van de toepassingsverordening en punt 19 van toepassing is, doet geen afbreuk aan:

a) de toepassing door het Verenigd Koninkrijk, in zijn hoedanigheid van bevoegde Staat, van de bepalingen met betrekking tot werknemers of zelfstandigen van titel III, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2, afdeling 1, alsmede van artikel 40, lid 2, van de verordening op deze persoon, indien deze te dien aanzien de hoedanigheid behoudt van werknemer of zelfstandige en zo het laatst krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk was verzekerd;

b) de behandeling van deze persoon als werknemer of zelfstandige voor de toepassing van de hoofdstukken 7 en 8 van titel III van de verordening of van artikel 10 of artikel 10bis van de toepassingsverordening, mits hem de Britse prestatie uit hoofde van het eerste hoofdstuk van titel III kan worden verleend overeenkomstig punt a).

21. Wat betreft studenten of de leden van het gezin of nagelaten betrekkingen van een student is artikel 10bis, lid 2, van de verordening niet van toepassing op uitkeringen die uitsluitend bedoeld zijn voor de specifieke bescherming van gehandicapten.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.